woensdag 31 december 2008

Mondain

Vroeger viel het meer op: het contrast tussen de ingetogen, bijna onwereldse dagen rond Kerstmis – iedereen leek plots een mens van goede wil en zelfs op oorlogsfronten staakte men vredelievend het vuren – en de overdreven materialistische, blufferige wijze waarop commercie, uiterlijk vertoon en grof gedrag het plots toch weer te soft bevonden gedoe omstreeks oudejaar en Nieuwjaar wegspoelden.

Nu lijkt dat laatste het hele jaar door opgang te maken. Je kunt bijvoorbeeld in geen dorp meer komen of je ziet – ook daar – meer dan één protserige, hoogst symbolische asobak rondrijden, maar dat terzijde.

Martin Parr (*1952) is een wereldberoemde Magnumfotograaf. De laatste jaren legt hij zich toe op het fotograferen van menselijke welstand in oorden als Dubai, Durban, Moskou en München. Een selectie was in de herfst te zien op Breda Photo 2008. Luxury heet de reeks waaruit deze foto komt.

Doet de fotograaf meer dan objectief registreren? Neemt hij een standpunt in? Of volstaat het gewoon te tonen wat je op party’s, recepties en andere mondaine social events kunt waarnemen? Een en ander doet me denken aan de onduidelijke status van nogal wat popart: maatschappijbevestigend of maatschappijkritisch?

Zoals er in de literatuur iets bestaat als ‘zelfontmaskering door citaat’ (een schrijver hoeft slechts de woorden van een onmogelijk personage aan te halen of het zet zichzelf in zijn hemd), zo volstaat hier de verzelfstandiging van een detail om een wereld onderuit te halen. Je kunt als mondaine vrouw de kleur van je nagellak met die van je jurk laten assorteren, die op zijn beurt weer met je schoenen, je gordel, wat weet ik al. Maar dat je nagellak assorteert met de inhoud van het glas dat je op een receptie in je hand houdt, dat is erover. Ook dat er zoveel kersen in je glas drijven dat je er niet aan denkt die allemaal naar binnen te werken. En dat ondanks het flitslicht waarmee Parr fotografeert, het nagellakrood en het dito rood van de in alcoholisch vocht drijvende opgelegde kersen maar zo sterk naar voren komen omdat de achtergrond – twee keer – zwart is, daardoor zet de fotograaf toch aan het denken.

”Lach en stoot glazen stuk tegen elkander.” (M. Nijhoff)

zondag 28 december 2008

Marie-Jo Lafontaine


De indrukwekkendste tentoonstelling van het jaar ... en nog een stuk van het volgende (Botanique - Gesùkerk, Brussel, 18-12-2008 – 22-02-2009) – met als hoogtepunten de video-installatie Dark Pool, de videosculptuur Passio, de fotoreeksen Bains de Saint-Josse (met even sterke teksten), Le Jardin d'enfants en de satirische Fables de Lafontaine.

woensdag 24 december 2008

zondag 21 december 2008

Mime



“Mimesis …”, mijmerde de mimosa, “mimeert de mimespeelster Mimi’s ‘mimosenhafte’ mimiek?”

zaterdag 13 december 2008

Klara's top 75

Waarom is er muziek? Om af te zijn van het gebabbel, gedaas, gegibber, gegiechel, gekout, geleuter, gepalaver, geraaskal, geslijm, gewauwel, gezemel, gezever en gezwets dat anders de ether in beslag neemt.

woensdag 10 december 2008

donderdag 4 december 2008

Babel in Brussel

Voor het vertaalproject 'babel' van Vers Brussel was het een bijzondere dag. Bijna twintig EU-vertalers waren vanmiddag in het Europese parlement aanwezig om de versie van Ulf Stolterfohts gedicht in hun moedertaal voor te lezen. Voor de buitenstaanders een gelegenheid om de 'vesting Europa' te leren kennen. Want daar heeft het wat van. Eerst het gebouw proberen te vinden. 'Europees parlement = Europese wijk = Schumanwijk, dus met de metro tot Schuman' bleek een verkeerde veronderstelling. Voorbijgangers op straat de weg vragen, is ook niet zo'n goed idee. Iemand wou me naar het station Luxemburg sturen en zei dat het 'very far' was. Omdat ik dat niet kon geloven, op goed geluk zelf wat straten overgestoken tot ik de weg helemaal kwijt was. In een winterse bui nog maar iemand aangesproken (in die buurt doe je dat voorzichtigheidshalve in het Engels) die als bij wonder ook naar het parlement moest ... en een Duitse bleek. In het Altiero Spinelligebouw zijn de veiligheidsmaatregelen vergelijkbaar met die op de luchthaven, metaaldetector inbegrepen. Dat parlement heeft overigens iets van een glazen huis, al moest ik eerder aan een serre denken. In de wandelstraten binnen vind je zowat alles, tot en met een KBC-bankfiliaal. Je hoeft zelfs niet meer naar buiten als je bomen of de lucht wil zien.

In de indrukwekkende ronde vergaderzaal A5G3 moesten de tolken en vertalers nu 's niet achter glas in de cabines plaatsnemen, maar op de voorste rij. Een voor een lazen ze hun vertaling van 'babel', alfabetisch volgens taal, van Bulgaars tot Zweeds. Intussen waren er op groot scherm in loop trage beelden te zien die Honoré d'O eerder in het gebouw had gemaakt. Een imposante stenen kop (bij navraag Paul Henri Spaak), dichtslaande klapstoeltjes, onbemande rijen in het parlement, een klok die 360° draaide en dus steeds een andere tijd aangaf. De kunstenaar vertelde achteraf dat hij dit videobeeld bijna niet had kunnen maken, omdat niets van de EU-bewakers langer dan twee minuten mocht worden gefilmd. Dat de voertaal bij vorige workshops en sessies overwegend Engels (soms een beetje Frans of Duits) was geweest, leek nu vergeten. Net als in het gedicht, hadden de 'drieëntwintig tongen' het voor het zeggen.

Spraakverwarring is het niet het juiste woord, maar een uitzonderlijke ervaring was het wel – en een ultieme weerlegging van de 'eenheidsworst' waar Europa vaak mee wordt geassocieerd. Volgende week komen de teksten op de website van Vers Brussel. Nu was het luisteren, gissen, vluchtig herkennen en toegeven dat veel je ontgaat. Die 23 talen zijn grondig uit elkaar gedreven. Hoe zou iedere aanwezige de voor haar of hem echt 'vreemde' talen hebben aangevoeld? Wat zou ieder erin hebben geprojecteerd? Zou het Hongaars ook voor anderen zo muzikaal hebben geklonken, als kamermuziek in sourdine? Het Lets zo magisch-sprookjesachtig? En het Pools zo dramatisch, alsof er een hele scène (in niet-theatrale zin!) werd gemaakt? En hoe zou Nederlands overkomen in Italiaanse, Maltese, Sloveense of Zweedse oren? Eén zinnetje klonk vandaag met bijna twintig accenten: "Verstaat u mij? Ja, als u niet te vlug spreekt". De dichter citeert het in 'babel' in het Nederlands (een vondst uit zijn Langenscheidt taalgidsje). 'Ergens voorbij de woorden gebeurt het' – zegt Huub Oosterhuis in zijn essay 'De tweede taal' – 'dat mensen elkaar verstaan.' Door ons met twintig te buigen over dat ene gedicht 'babel' hadden we even geen tolk meer nodig. Of zoals Ulf Stolterfoht schrijft: "babel is lieflijk, een oord voor de wildste syllaben, soort permanent pinksteren" (wordt vervolgd).

zaterdag 29 november 2008

Gedachtegewemel

Als tegengif voor het gekift en gebazel op internetfora waar mensen aan het woord zouden moeten komen die lezen, die poëzie schrijven, die over literatuur nadenken – doén ze dat werkelijk? er valt weinig van te merken en aan hun taal al helemaal niet! – enkele gedachten van Jean Paul (1763-1825).

Ik weet weliswaar niet meer alles wat ik geschreven heb, maar ik weet meer dan ik heb geschreven.

Poëzie is het uitzicht vanuit de ziekenkamer van het leven.

Haat tegen een wit potlood.

– ook urine maakt een regenboog.

Na een boze droom zie je welk materiaal voor een hel er in een hersenpan wordt bewaard.

Iedere ochtend ben je 18, ’s avonds 81.

– alleen al door het hout te splijten krijg je het warm.

Zijn eerste verjaardag viert men al huilend.

Hij denkt dat hij denkt.

“God nog aan toe, de hele wereld praat en er komt niemand aan het woord.”

Liefde. Ik kan immers van niemand houden omdat hij van me houdt, want ik hou niet van mezelf omdat ik van me houd – het moet anders zijn.

Wie niet meer dan een mens wil zijn, wordt minder dan een mens.

Iedereen kan dommer worden, je mag nog zo dom zijn.

De koekoek wordt onbetekenend voor ons door de koekoeksklok.

Een hond die naar de echo blaft; zo is de mens meestal.

Priesters brengen ons brieven van de hemel; maar ze zijn ongefrankeerd.

Twee grote dokters, zomer en winter – twee grote gifmengers, herfst en lente.

Stuitende aanblik van lantaarns en luchters overdag.

Eén enkele kus vergeet je nooit, maar 1000 gemakkelijk.

De aarde is een coulisse in het theater van het universum.

Literatuur: de tweede kant van de maan.

Vlinder op de Mont Blanc, zijn opvattingen, zijn leven, zijn sterfdroom.

Uit: Jean Paul, Ideen-Gewimmel. Texte und Aufzeichnungen aus dem unveröffentlichten Nachlaß. Hrsg. v. Kurt Wölfel und Thomas Wirtz. Eichborn Verlag, Frankfurt a.M. 1996 (eigen vertaling)

zaterdag 8 november 2008

Herfstlente

Er zijn herfstdagen die geuren naar verrotting, vochtig de kilte in je lijf verspreiden, alleen tristesse uitademen.

Er zijn er ook waarop de zon de gevallen bladeren kruidig geuren doet, geel en rood opvlammen tussen het bruin en hier en daar zelfs groen oplicht.

‘Panta en panti’, dacht Anaxagoras, alles is in alles.

dinsdag 28 oktober 2008

zondag 19 oktober 2008

Babel



Steeds meer steden nemen een stadsdichter in dienst. Brussel pakt het anders aan. Vers Brussel/Vers Bruxelles (met thuishaven in Het Beschrijf, onder de kundige leiding van Brigitte Neervoort en Bruno Aertssen) nodigt sinds 2005 op geregelde tijdstippen een dichter van ergens op de aardbol uit om een bepaalde wijk in de stad te verkennen en er vervolgens een gedicht (of een reeks gedichten) over te schrijven. Een Belgisch beeldend kunstenaar maakt dan met de tekst een tijdelijk kunstwerk, dat in de wijk wordt geïntegreerd.

In juni verkende de Duitse dichter Ulf Stolterfoht samen met Honoré d'O de Europese wijk. Dat mondde uit in het gedicht 'babel', dat ik in het Nederlands en Françoise Wuilmart in het Frans mocht vertalen. De drie versies staan intussen (in pdf) op de website van Vers Brussel. Het is – hoe kan het anders met zo'n thema – een veelstemmig en gelaagd gedicht, dat ook zichzelf (en de taal, of beter de talen) tot onderwerp heeft, couleur locale van de Schumanwijk verwerkt en het harmoniserende streven van de Europese Unie confronteert met de spanning die het samenleven van verschillende culturen onvermijdelijk meebrengt.

Op verzoek van Honoré d'O (die een en ander met 'babel' van plan is dat voorlopig geheim blijft) zal het gedicht ook in de twintig andere EU-talen worden vertaald. Daarvoor werden EU-vertalers gezocht, die zich ter afwisseling van hun juridische en economische teksten ook 's aan een literaire vertaling willen wagen. Vandaag kwamen ze voor het eerst samen voor een 'Creative Poetry Translation Workshop', sommigen extra vanuit Luxemburg aangereisd. De dichter was vanuit Berlijn aangevlogen. Tussen de veeltalige boeken van de Passa Porta boekhandel klonk Engels met diverse accenten: Pools, Spaans, Roemeens, Maltees, Portugees, Sloveens, Fins, Bulgaars, Italiaans, Hongaars, Zweeds, Iers, Lets, Engels (!), Grieks, Ests, Duits, Frans en Nederlands. En ondanks de aanvankelijke indruk van het gedicht – een van de deelneemsters zei in het begin zonder omhaal "I didn't understand anything" – klaarden de wolken boven 'babel' snel op.

Ulf Stolterfoht geldt als een erg talig, vroeger zou men gezegd hebben 'experimenteel' dichter. Voor hem was het relatief nieuw in opdracht iets te schrijven over de wereld, en niet uitsluitend vanuit de taal. Dat hij zichzelf niet verloochend heeft, kan iedereen vaststellen die het gedicht 'babel' leest. Derrida mag dan al beweerd hebben dat "il n'y a pas de hors-texte" (en in zover we de wereld haast steeds door een talige bril waarnemen, heeft hij gelijk), het was boeiend te vernemen welke concrete realiteit er schuilgaat achter fragmenten als "man verfütterte nomen ("möwen") an löwen": bij de sluiting van de Leopold-zoo voerde men de kleine dieren aan de grote. Of achter "jetzt richtet hier eastman die zahnung für lau": de industrieel Eastman (inderdaad, die van Kodak) nam het sociale initiatief een tandheelkundig instituut op te richten waar arme mensen gratis hun gebit kunnen laten herstellen.

Maar we hadden het over veel meer. Over het belang van het ritme en de binnenrijmen in 'babel' (die zorgen voor een innerlijke coherentie). Over de twee Nederlandstalige zinnetjes in het origineel en of je die bv. in het Bulgaars kunt laten staan (de Spanjaard en de Pool waren hevig voorstander, omdat ze verwijzen naar de Belgische context én naar 'flandern' in de eerste regel, wat ze ook associeerden met Brueghels Toren van Babel). Over het primeren van klank op betekenis, al is het ideaal dat je de laatste in de eerste probeert te redden. Over het apocalyptische slot met de 'olm' (nee, niet de boom) en de 'lurch', enzovoort. Benieuwd wat dat in die Europese talen allemaal wordt. (Pour Françoise et moi, rien ne va plus.) Aan de vragen, opmerkingen en suggesties te horen brandden de deelnemers van verlangen om eraan te beginnen. Dat de workshop anderhalf uur langer duurde dan voorzien, bleek weinigen te deren. Er zijn afspraken gemaakt om verder ideeën uit te wisselen via workshops en een blog. Een Tsjechische, Deense, Litouwse en Slovaakse vertaler worden nog gezocht. In het Europa van akkoorden, normen en regelingen ontstaan de volgende weken twintig nieuwe versies van 'babel'. Poëzie in het parlement, anders. 'Schlechte Zeit für Lyrik'? Bertolt Brecht had hier 's moeten komen luisteren. (Wordt vervolgd.)

zondag 12 oktober 2008

Monet in Tervuren










Of: hoe een drooggelegde vijveroever in de herfstzon de penseelstreken van Giverny imiteert. (Toegegeven: het toeval speelde een rol, in de vorm van een licht bewogen camera.)

vrijdag 10 oktober 2008

donderdag 18 september 2008

Minoes

Op deze zonnige donderdagochtend hebben we Minoes naar de dierenarts gebracht. Zo verzwakt was ze dat ze voor het eerst geen weerstand bood toen we haar in de plastic draagmand zetten. Toen de auto over een drempel reed, viel ze op de achterbank om in haar mand en ging liggen. De dierenarts was verbaasd hoe snel de ziekte uitbreiding had genomen. Het sinds kort getroffen linkeroog was er erger aan toe dan het kwaadaardig aangetaste rechter dat enkele weken geleden was geconstateerd. 'Ik kan haar maar voor twee dagen oplappen', was het nuchtere verdict. Of we al nagedacht hadden? Dat hadden we. Anders dan een hond uit een kat nauwelijks pijn – die moet ze verbeten hebben terwijl ze zich wegstopte achter de bank, niet meer buiten wilde, nauwelijks nog at. Maar volgens de dierenarts voelde ze wel degelijk pijn. Opereren was zinloos.

Of we erbij wilden blijven? T. ging in de wachtkamer zitten. Ik bleef haar nog even vasthouden. Het middel heette T 61. Enkele seconden na het toedienen een kreet als van een lynx, een hevige maar korte opflakkering van levensdrift. Vergeefs. Rust komt over haar. Ze ligt op haar zij, het lijkt alsof ze slaapt. Een slaap waaruit ze niet meer zal ontwaken.

De anders zo levenslustige dierenarts praat nu stil. Dit staat lijnrecht tegenover haar normale taak. Zestien jaar heeft Minoes bij ons gewoond, een levend wezen tussen andere levende wezens, in vele opzichten ánders. Maar naarmate je haar meer observeerde een steeds herkenbaarder medeschepsel, bondgenoot van al wat leeft op aarde.

Een gevangen muis aan de deur leggen als bijdrage in de huishoudkosten, verbaasd dat we haar trofee meteen begroeven. 's Ochtends op de overloop wachten tot iedereen beneden is. Met ouder te worden, steeds vaker gestreeld willen worden – toen ze ziek was zelfs tevredener zijn met een flinke knuffelbeurt dan met eten. Een paar keer een opflakkering: de tweelettergrepige kattenvariant van het woord 'honger' zeggen op vaste tijdstippen, om geen maaltijd over te slaan. Zich terugtrekken als er iets te veel stemverheffing in huis was, uit plaatsvervangende schaamte. Tijdens het tv-kijken mee komen liggen 'kijken', al bleven de stompzinnige beelden die mensen voor elkaar produceren, haar gelukkig bespaard.

Toen het voorbij was, draaide de wereld gewoon door. 'Net Bruegels Val van Icarus', zei T. toen we weer in het dorp kwamen. Er schoten flarden poëzie door mijn hoofd. Elsschot: 'De aarde is niet uit haar baan getreden / toen uw hartje stil bleef staan ...' . Wat zou het ook? Er is veel ergers. Dagelijks sterven duizenden kinderen, veel te jonge en oude mensen. Maar het broze geheim van vriendschap, aanhankelijkheid, leven en dood delen 'all creatures great and small'. Nergens is het mooier uitgedrukt dan in de ontwapenende elegie die Jan Hanlo schreef over zijn

Hond met bijnaam Knak

God, zegen Knak
Hij is nu dood
Zijn tong, verhemelte,
was rood
Toen was het wit
Toen was hij dood
God, zegen Knak

Hij was een hond
Zijn naam was Knak
Maar in zijn hondenlichaam stak
Een beste ziel
Een verre tak
Een oud verbond
God, zegen Knak

Minoes was van 1992 tot 2008 vreugde en rustpunt bij ons thuis. Het levende bewijs dat een eigenzinnig, stil leven – dat niets hoeft te bewijzen en niets hoeft te presteren – misschien wel de hemel op aarde is.

zaterdag 6 september 2008

Opwelling

Is het de aanhoudende regen, het waterige gevoel in m'n neus na één week lesgeven, het wel willen maar niet meer durven te gaan zwemmen, hoe heerlijk dat vroeger ook was? Of gewoon een isotopie die deze blog binnensijpelt? Water zijn element? Letterlijk ongrijpbaar, slechts te 'vatten' als je erin duikt, het over je heen laat vloeien.

Ook voor veel hedendaagse poëzie geldt dat. Ik denk bijvoorbeeld aan de debuutbundel Fremdwörterbuchsonette van Ann Cotten (*1982 Iowa - Wenen - Berlijn), vorig jaar verschenen bij Suhrkamp. Een fascinerend meervoudige, spiegelende sonnettenkrans, door de dichteres met kleine pentekeningen verlucht. Gedichten die je zou willen kunnen vertalen, als ze zich in hun eigengereide taligheid daar niet zo hevig tegen zouden verzetten. Een vroegere versie van het gedicht 'Zwei im Fallen', dat Ann Cotten hier voorleest, staat onder de titel 'Zweimal Regung' online. Zo klinkt (of botst) de nieuwe versie in het Nederlands:

Twee die vallen

Analoog knalt ze in het oog
parallel? veeleer in een late fase
mogelijkerwijze, even. Want zo lang speelt isanabase
als klimmend klopt, wat niet haar oog bedroog.

Knalt dus in het met chloor vermengde nat
isanabase onzichtbaar: het zijn twee meisjes
hun hart aan draden, ledematen aan vijsjes
zo lijkt het. Maar geopperd werd dat,

als of zoals, de twee meisjes hun borsten
niet op gelijke hoogte zijn. Alsof ze 't wist
keert de een zich licht in het water naar

de ander toe, die aan de linkerkant
zich krommer welft, verlangt zo langs de rand
hetzelfde schuim van de andere zwemster daar.

En hoe ze glimlachen, als waren ze compleet gelijk!
En ieder kan hen licht toch zien verschillen!
Van hun voeten stijgt water op,

van hun hoofden, zoals het water wijkt
voor de hoofden, in filigraan als glasjuwelen,
volgen de golven regelmatig hun verloop.

Gaan de meisjes dan en houden op
en kijken asymmetrisch elkaar in de spiegel aan,
vangt langzaam hier een haar, daar een rimpel aan
en stijgt rillend uit hun huid omhoog,

een schouderophalen vertoont zich als het kippenvel
op hun lichaamsdelen. Niet één verheft de blik.
In andere bedden liggen ze dezelfde knik.
Hun lichaam doet alsof het slaapt, omdat het
[voor de ochtend huivert.

zaterdag 23 augustus 2008

Teletijdmachine

De regen viel vanmorgen met bakken uit de hemel. Druipend stapte ik het postkantoor binnen om een pakje te versturen. Een vrouw stond tegen de loketbediende te vertellen hoe erg het was geweest. Ik hoorde:
'Devestenaondeprioraaistondegelááik'. Het duurde een seconde voor ik haar begreep: het water in de vestinggrachten rond de priorij Corsendonk stond op gelijke hoogte met de weg. Dat was op zich al spectaculair, maar nog treffender vond ik hoe ze het zei. Met dat oude woord 'vesten', dat de meesten ten hoogste nog kennen van de gedempte stadsgrachten waarnaar sommige straten in onze steden zijn genoemd. Daar was het water ooit bedwongen. In deze zin waste het weer ongeremd. En dan die ellips – waarmee het water gelijk stond, kon je je wel verbeelden, het was al erg genoeg om het ook nog te zeggen. En ten slotte de combinatie van de in mijn oren bijna middeleeuws klinkende vesten met de eeuwenoude priorij. Even leek het alsof de teletijdmachine me terugslingerde naar de 14e eeuw. Toen ik mijn zending met Proton wilde betalen, bleek het toestelletje mijn kaart niet te lezen. Ik heb dan maar muntstukken te voorschijn gehaald, als in vroegere tijden. Achteraf bekeken niet meer dan logisch.

donderdag 14 augustus 2008

Neptunus

Een maand bloggen, bij wijze van experiment, is voorbij. Met Neptunus duikt Kijk, lees voor onbepaalde tijd onder. Wellicht komt hij af en toe boven water, om lucht te happen.

dinsdag 12 augustus 2008

Klimmuur

– Waarom heb je hier een foto van gemaakt?
– Ik vond de rode kleur van de baksteen zo warm en dan die trap …
– Welke trap?
– Zie je hoe de voegen langs die stijgende zigzaglijn dikker zijn dan de overige? Ze lijken een trap te vormen.
– Wat zou de metselaar bezield hebben? Had hij voegspecie over en heeft hij die dan maar dubbel gestreken?
– Misschien moest hij een aantal verbrokkelde voegen herstellen en heeft hij dat extra goed gedaan. Eerst uitkrabben en dan flink opvullen.
– De trapvorm is toch wel regelmatig.
– Te regelmatig om toeval te zijn.
– ’t Is gewoon een leuk patroon. Optimistisch, het klimt.
– Het kan ook een symbool zijn van hoe mens zich in zijn leven ontwikkelt. Eén lijn, steeds een trede hoger: baby, kleuter, schoolkind, adolescent, volwassene, partner, ouder, bejaarde.
– De lijn daalt niet.
– Nee. Waarschijnlijk vond hij dat het einde van het leven de bekroning was.
– Ik wou dat ik dat ook kon. Geen aftakeling, geen neergang, niets vergeefs. Niet zoals Freud zei: ‘Het doel van alle leven is de dood.’
– Er zit geen greintje pessimisme in. Hartverwarmend, toch?
– Ben je zeker dat die lijn niet doorliep? Je foto is toch maar een fragment?
– Zoals iedere foto! Ik weet het niet meer. Het leek me mooi zo.

maandag 11 augustus 2008

zaterdag 9 augustus 2008

Billenkoek

Het verbaasde me dat er sinds woensdagavond zoveel gepost werd op het Konrad Bayer Forum, dat ik enkele jaren geleden in het leven heb geroepen. Het forum, bedoeld om nieuwtjes, vragen en commentaren uit te wisselen over de Weense schrijver (1932-1964), leidt wat je kunt noemen een sluimerend bestaan. Toch heb ik het nooit willen opdoeken. Wat niet is, kan komen en de berichten worden wel gelézen. Ik heb het zelfs reclamevrij laten maken. Die overwinning op de consumptiemaatschappij was me een paar euro waard.

Plots dus leven in de brouwerij. Met de regelmaat van een klok, om het half uur, postten exotische figuren hun berichten. Nu heeft al een keer een germanist uit Oekraïne een vraag gesteld en durven lezers met interesse voor de avant-garde wel 's namen aan te nemen zoals KollapsImpuls. Hun bijdragen waren ter zake.

Wat nu te berde werd gebracht, was andere koek. 'Petite redheads' kon er nog mee door. 'Gay Italians' verwonderde me al meer. De film sonne halt! die Konrad Bayer samen met regisseur Ferry Radax maakte, werd weliswaar in Monterosso al Mare gedraaid, maar nadere finesses waren me niet bekend. 'Zoo lover' tot daaraan toe – wie is al geen dierenvriend? 'California escorted vacations' leek verdacht, 'submissive interracial husbands' nog meer. 'Female doll sex pics' was duidelijk genoeg. De explicietere navenante onderwerpen laat ik nu maar onvermeld.

Als moderator kun je zulke berichten wissen, wat ik prompt heb gedaan. Alleen was het dweilen met de kraan open. Om het half uur weer iets van dien aard. De Duitse provider op de hoogte gebracht. Spamfilter ingeschakeld. Om te voorkomen dat ik elk van die berichten toch nog moet beoordelen – zo breeddenkend was die filter wel, de vrijheid van meningsuiting is in Berlijn heilig – beslist dat voortaan alleen geregistreerde gebruikers berichten kunnen posten. Lezen kan iedereen nog. Ik vermoed dat de spamrobot met z'n vele raadselachtige namen er geen belangstelling meer voor heeft.

Een en ander deed me denken aan wat er met een voormalig gerechtsgebouw in Eindhoven is gebeurd. Het heeft een nieuwe bestemming gekregen en werd een discotheek. Boven de portiek is in gouden letters het opschrift 'Justitia' blijven staan. Een tijdje geleden kwam ik er langs. Vrouwe Justitia bleek geflankeerd door twee forse Playboy-bunnies. Onschuldig als witte konijntjes.

vrijdag 8 augustus 2008

Duister

'zoals in china', dacht goldenberg en hij zei het ook, hoewel hij nooit in dat land was geweest. is het een land, dacht goldenberg later, of een stemming. het wordt een land, als ik ernaartoe reis. van te voren is het een stemming die ik china mag noemen tot ik er naartoe reis en ze een andere naam moet geven. maar toen zei hij het en de anderen keken naar het spiegelende wateroppervlak, de takken, het maanloze nachtgordijn, en de sterren vielen achter de aarde in het wereldruim.

Uit: Konrad Bayer, het zesde zintuig. een roman (vert. Erik de Smedt, Uitgeverij IJzer, Utrecht 2001)

donderdag 7 augustus 2008

Toekomstboom



Gisteren nog 's de Kapellekenswandeling in Lichtaart gemaakt. Een op een boom geprikt bericht legt uit waarom het bos er, vergeleken met de vorige keer, zo anders uitziet.

In deze bospercelen werd een dunning aangeduid. De waardevolste bomen kregen een blauwe stip. Ze zijn waardevol voor de natuur, het landschap of voor de houtproductie. Directe concurrenten verdwijnen om deze toekomstbomen te bevoordelen. Zo wordt het bos mooier en evenwichtiger.

De den met drie blauwe stippen heeft toekomst. Een soortgenoot, een paar meter verder, is ten dode opgeschreven. Men heeft hem alvast van zijn takken ontdaan. Lang heeft hij niet meer. Verantwoord bosbeheer. De sterkste overleeft. Darwin zou tevreden zijn.

Correctie: nee, dat mag je Darwin niet in de schoenen schuiven. Niet de sterkste, maar degene die zich het best aanpast aan veranderende omstandigheden, haalt het. En desnoods steekt de mens een handje toe.

woensdag 6 augustus 2008

Narcissus


Hij weet niet wat hij ziet, maar wat hij ziet zet hem in brand. / Het is eenzelfde schijnbeeld, dat hem aanlokt en teleurstelt. / Verliefde dwaas, je jaagt vergeefs op vluchtende gestalten! / Wat je begeert is nergens; wend je om en wat je liefhebt / is weg: 't is schaduw van een spiegeling waarnaar je kijkt, / iets wat niets eigens heeft; alleen door jou verschijnt het en blijft het, / het zal met jou pas weggaan, als jij zelf nog weg kunt gaan!

Uit: Ovidius, Metamorphosen (vert. M. d'Hane-Scheltema, Athenaeum–Polak & Van Gennep, Amsterdam 1993)

maandag 4 augustus 2008

Tussenwerpsels

Tussenwerpsels zijn de stiefkinderen van de taalkunde. Zeker als je ze alleen in de spreektaal hoort, en uitsluitend in Vlaanderen. De ANSAlgemene Nederlandse Spraakkunst – kent de volgende niet. Nochtans, ANS: levend 'Nederlands'.

allee: ongeloof, verbazing (zeg dat het niet waar is, dat had ik nooit gedacht), ook bezwaar hebben tegen iets: 'allee, da doede toch nie!' en om zichzelf te corrigeren

amai: verbazing, onder de indruk zijn, (vooral tegenover kinderen) uiting van bewondering

bwa: relativering (bv. van wat de vorige spreker zegt), zo erg is het ook niet, mij maakt het niet zoveel uit. Ook: ik weet niet of je het bij het rechte eind hebt, ik denk er anders over (vaak met een licht schouderophalen)

èèk(es): afkeer, walging (= bah, vies!)

goh (cho!): bij twijfel of om tijd te winnen: nu vraag je me iets, daar moet ik toch even over nadenken. Ook: hoe erg! Wat jammer! (= ach)

jawadde: als iemand onder de indruk is (soms negatief): die durft nogal! ’t Zijn straffe toeren! ’t Is me nogal wat! (positief = wow!)

zal ’t gáán ja?!: boosheid, terechtwijzing. Hou op me te plagen/iets te verwijten/iets te doen wat niet door de beugel kan

zeg (sèg!): irritatie, nu is mijn geduld op, dit vind ik niet leuk meer, het loopt de spuigaten uit (als je bv. de ober al drie keer geroepen hebt en hij komt de bestelling nóg niet opnemen).

zaterdag 2 augustus 2008

Met deze handen



Vandaag de hele dag ‘met de handen’ gewerkt. Terwijl ik dit neerschrijf, lijkt het me plots een zinloze uitdrukking. Doen we dat niet altijd? Onze handen zijn toch voortdurend in de weer, ook als we hoofdarbeid verrichten?

De Duitse auteur Heinrich Böll schreef kort na de Tweede Wereldoorlog, waarin hij zoals de meeste van zijn generatiegenoten aan het front was geweest, een tekst waarin iemand mijmert over wat zijn handen allemaal hebben gedaan. Als jonge lezer heb ik erg van Bölls werk gehouden. Tot ik meer gelezen had en veel van zijn romans en verhalen schematisch en voorspelbaar begon te vinden. Goed bedoeld was het altijd en Böll ongetwijfeld een goed mens.

Maar kun je zoiets wel zeggen, als je weet dat goed en kwaad doen in één mens zo dicht bij elkaar liggen? Net over dat thema gaat Mit diesen Händen (1947), een stuk proza uit de nalatenschap. Voor mij is het een van de meest authentieke teksten die Böll geschreven heeft. Wie hem leest, kan begrijpen waarom hij hem nooit heeft gepubliceerd. Tikkend op het toetsenbord, dus ook werkend ‘met de handen’, heb ik hem licht ingekort en vertaald.

Met deze handen

Met deze handen, die ’s avonds een kruisteken op het voorhoofd van je kind maken, heb je de trekker van het machinegeweer die beslissende miljoenste millimeter verschoven, zodat de voorhoofden van andere en onschuldige mensen aan flarden werden geschoten. Met deze handen heb je de peukjes van de negers opgeraapt, heb je talloze, talloze broden gesneden en opgegeten en vele duizenden keren de soeplepel naar je mond gebracht …

Met deze handen heb je de smerige glazen in Roemeense kroegen en de propere glazen in Vlaamse kroegen naar je mond gebracht, met deze handen heb je menig aperitief in je keelgat gegoten en menige fles wijn bij je hals gehouden …

Met deze handen heb je de schoenen van het zwarte lijk van een Rus getrokken, want die van jou waren kapot, met deze handen heb je in de zakken van de doden naar Machorka gezocht, toen de honger je buik deed opzwellen …

Met deze handen heb je de prikkeldraad vastgegrepen, hij sneed pijnlijk in je vlees, je hebt er je vingers tot bloedens toe mee vaneen gereten, omdat heel je lichaam schreeuwde van de honger toen ze aan de andere kant de eiersoep met benzine overgoten en vernietigden.

Met deze handen heb je een vuist in je zak gemaakt, met deze handen heb je de deuren van chique hotels en van duistere bars opengedaan, je hebt deze handen gewassen in de Atlantische Oceaan en in de golven van de Zwarte Zee. Veel hebben deze handen ontvangen en weinig gegeven.

Je hebt de aarde ermee verbrokkeld en hebt er een stuk van je hemd mee afgescheurd, toen je broek vol zat. Je hebt er verlofpassen mee vervalst en er valse namen mee geschreven, om op troosteloze stations aan boterhammen of sigaretten te komen. Deze handen hebben onnoemelijk veel sigaretten gedraaid van Russische tabak, Duitse tabak, van peukjes en van de fijnste Amerikaanse tabak. Je hebt deze handen miljoenen keren gewassen en altijd weer waren ze proper, zuiver en onschuldig – geen mens had schrik om ze vast te pakken, al heb je er dodelijke granaten mee in de trechter van de granaatwerper gestopt.

Je hebt er propjes mee geschoten naar de lessenaar van de onderwijzer, hebt ze vuilgemaakt aan de eeuwig beschadigde vulpen en in een tijd die je niet meer kent, heb je er de borsten van je moeder mee aangeraakt, je hebt er je schoolmap mee omklemd, met allerhande bloed waren ze bevlekt, zwart van gestold bloed dat de poriën verstopte, bloed van hem, of bloed van jezelf, ze waren als slagershanden, deze handen die je kind ’s avonds al spelend aanraakt met zijn onschuldige mond, als je een kruisje op zijn voorhoofd geeft.

vrijdag 1 augustus 2008

Magritte in Tervuren



Of: hoe de werkelijkheid een schilderij kopieert.

donderdag 31 juli 2008

Incasseren

Zoonlief heeft een bokszak gekocht: ‘Om mijn agressie op af te reageren.’ Zijn de klanten in de supermarkt waar hij tijdens de vakantie werkt dan zo vervelend? ‘De meesten zeggen geen goeiedag. Ze kijken je niet eens aan. Of uit de hoogte. Ze gooien hun geld op de band. En wanneer je hun het wisselgeld wilt geven, dan tikken ze op het muntschaaltje – opdat je hen in hemelsnaam niet aan zou raken.’ ‘Met je kortgeschoren schedel en donkere teint denken ze misschien dat je een vreemdeling bent.’ ‘Zou best kunnen.’

Eendenkroos

woensdag 30 juli 2008

Gissing



– Wat doet dit teken hier op het asfalt? (Ze draaien hun hoofd.)
– Een lepel? Een in elkaar gelopen uitroepteken? Een mannetje? Een zaadcel? De kwikzuil van een thermometer?
– Een kegel? Een erg mannelijk iets? Een primitieve bloem? Een sleutel zonder baard?
– Eindeloos ... Maar als het op het asfalt met witte verf geschilderd is, dan zal het wel een wegmarkering zijn. Een soort wegwijzer. Ik vermoed dat het betekent: ‘bij het volgende kruispunt naar rechts’.
– Waarom staat er dan geen pijl?
– Omdat de wandelaars of de wielertoeristen niet meteen naar rechts kunnen, maar pas 150 meter verder.
– Wat toont de andere afbeelding? Een hersenscan?
– Een kiekje van een gedachte. Vroeger dacht men dat een gedachte op een bepaalde plek in de hersenen te lokaliseren was.
– En nu?
– Nu weet men dat er verschillende gebieden in de hersenen tegelijk actief zijn: een gebied voor zintuiglijke indrukken, een voor ervaringen, een om je indruk onder woorden te brengen, een om de situatie te beoordelen ... Een hele reeks elektrische signalen verbreidt zich in ons hoofd. Maar hoe uit al die prikkels één samenhangende gedachte ontstaat, is nog een raadsel.
– Toch ziet zo’n hersenscan er vrij simpel uit.
– Tja, pas op: in feite hebben we ongeveer 1014 verbindingen tussen zenuwcellen in onze hersenen, een 1 met 14 nullen erachter.
– Wat lijkt de werkelijkheid dan eenvoudig!
– Dat denk je maar.

dinsdag 29 juli 2008

maandag 28 juli 2008

Bloemlezen

Het mooiste gedicht over een vis, meende Paul van Ostaijen, is het woord ‘vis’. Zijn gedichten zijn langer dan één woord, maar in De Feesten van Angst en Pijn maakt een bijzondere, naar adem happende vis deel uit van ‘Vers 4’.

De Schotse dichter Ian Hamilton Finlay hield zich aanvankelijk bezig met concrete poëzie, die stilaan meer visuele elementen bevatte. Woorden en beelden gingen een intieme verhouding aan. Uiteindelijk werd Finlay de dichter van zijn eigen (beelden)tuin, die hij Little Sparta noemde.

Dit 1-woord-kunstwerk van Finlay zag ik, net als dat van Carl Andre, in Kröller-Müller. Windflower is een andere naam voor de kortbloeiende anemoon, die volgens Ovidius uit het bloed van de beeldschone jongeling Adonis ontsproot nadat hij door een ever was gedood.

(...) Nog geen uur daarna / is uit dat bloed een nieuwe bloem ontloken, rood als appels / van een granaatboom, die hun pitten in een taaie schil / verborgen houden. Maar die nieuwe bloem biedt korte vreugde, / omdat zij, broos van bouw en kwetsbaar door haar licht gewicht, / geknakt wordt door de wind, waaraan zij ook haar naam dankt: windroos. (vert. M. d'Hane-Scheltema)

Er ontstaat spanning tussen het gebruik van blauw neonlicht – neonbuizen lijken altijd ook met gevaar verbonden – en de poëtische benaming en schrijfwijze van de bloem. 'Bloedmooi.'

zondag 27 juli 2008

Paar



Carl Andre is een minimalistische kunstenaar, bekend om zijn reeksen stalen platen op de grond. Of je eroverheen mag lopen, is een twistvraag voor veel museumdirecteuren en suppoosten. Van de kunstenaar mag het.

In het Kröller-Müller Museum staan, in tegenover elkaar gelegen kamers aan het uiteinde van het Henry Van de Veldegebouw, twee houten constructies van hem. Massieve kubussen, gemaakt van zeven kruiselings over elkaar gelegde zware balken. Elke balk is 30 cm hoog, 30 cm breed en 90 cm lang. De kubus heeft een rib van 90 cm. De warme kleur van het hout betovert, de volmaakte geometrische vorm, de ingenieuze afwisseling van gesloten en open gedeelten, van staande en liggende balken.

Meestal verwacht je bij een dergelijk abstract werk gewoon een bordje ‘Zonder titel’. Ik had zelfs niet eens naar het bordje gekeken, tot ik in het andere vertrek kwam en daar toevallig ‘Baucis’ las. Teruggekeerd naar het eerste, natuurlijk: ‘Philemon’. Het mythische paar uit Frygië dat voor zijn gastvrijheid tegenover de goden beloond werd en onafscheidelijk bij elkaar mocht blijven, veranderd in een eik en een linde. Ovidius heeft hen vereeuwigd in zijn Metamorphosen.

(...) Op een dag, toen zij, zeer oud, / voor die gewijde trappen stonden en nog altijd spraken / over dat wonder daar, zag Baucis bij Philemon plots / en hij, Philemon, zag bij Baucis groene blaadjes groeien, / en snel ook stak een boomtop boven die twee hoofden uit / en hadden zij nog net de tijd elkaar vaarwel te zeggen / en bij de naam te noemen: tegelijk verdween hun mond / in takkengroen... Nog altijd wijzen Phrygische bewoners / die bomen aan, twee naast elkaar, uit mensenvorm ontstaan. (vert. M. d'Hane-Scheltema)

In de verbinding van oud en nieuw, klassieke mythologie en minimalisme uit de jaren tachtig wordt dit werk van Carl Andre nog bekoorlijker. De kruiselingse stapeling is niet alleen een esthetisch principe. De abstracte constructies zijn figuratiever dan gedacht. Philemon en Baucis zijn van gedaante veranderd. En zichzelf gebleven.

zaterdag 26 juli 2008

Haiku



De gevelde boom
kweekt mos en een humuslaag
voor het jonge groen.

vrijdag 25 juli 2008

Verf al, verval




Mijn oom L. hield het wat schoonheid betreft op de definitie van Thomas van Aquino: ‘Pulchrum est quod visu placet’ – schoon is wat het oog bevalt. De vraag is alleen wat het oog wil zien, met welke oogmerken het kijkt. Waarneming, houden de neurowetenschappers ons voor, is meer een kwestie van onze hersenen dan van onze ogen. Onze behoeften bepalen wat we waarnemen en hoe. Onze brievenbus begon lelijk te worden: de verf bladderde af, dat was geen gezicht meer. Tijd dus om ze twee lagen hoogglans lak te geven, na een grofkorrelige respectievelijk fijne schuurbeurt. Nu staat ze te drogen en te glanzen. Ze mag weer gezien worden, ze is weer mooi.

In de Korte Begijnenstraat viel mijn oog op een afgebladderd raamkozijn van een oud huis. Misschien vond de eigenaar het niet meer de moeite waard om het op te knappen. Misschien zou het toch worden gesloopt om plaats te ruimen voor iets nieuws en moois. Ik keek niet met de ogen van de eigenaar, de koper, een aannemer of een mogelijke huurder. Die hadden zich behoorlijk kunnen ergeren aan de vervallen staat. Of er zich juist om verheugen dat hier werk aan de winkel was, reden te over om het op te knappen of af te breken.

Praktische overwegingen speelden voor mij geen rol. Ik was gefascineerd door het alomtegenwoordige craquelé. Door de verbrokkeling van wat eens stevig hout moet zijn geweest. Door de sierlijke boog waarmee een stuk linoleum was losgekomen. Door de kleurnuances van het blauwgrijs, de contrasterende vlekken geel en wit. Ik vond het in één woord ‘mooi’.

Wat fascineert mensen aan de schoonheid van verval? De hak die het utilitaire denken wordt gezet, de uitschakeling van het nodig moeten ingrijpen, de vakantie voor het activisme? Of raakt het een snaar die we in het leven zo weinig mogelijk bespelen? De gedachte aan wat levende wezens (en, zo te zien, zelfs een houten raamkozijn) onvermijdelijk te wachten staat: oud worden, aftakelen, vergaan. Waarschijnlijk heb ik daarom een foto gemaakt van dat afgebladderde raamkozijn. Omdat schoonheid de enige mogelijkheid is om het onvermijdelijke op een veilige, zelfs aangename manier onder ogen te zien.

donderdag 24 juli 2008

Doorkijkjes



Kröller-Müller Museum, Hoge Veluwe