donderdag 19 mei 2011

woensdag 4 mei 2011

Dingen an sich



1. Het is opmerkelijk om te zien waar de meeste kunstrecensenten van Robert Therriens tentoonstelling met sculpturen en tekeningen in De Pont over schrijven, en welk werk doorgaans bij hun bespreking wordt afgebeeld. Als volbloed exponenten van Debords Société du spectacle lopen ze naar de grootste ruimte. Daar staan drie sets klaptafels en -stoelen opgesteld, groen, donkerbruin en beige. Dat stelt toch niets voor? Nee, maar het punt is dat ze 3,5 keer vergroot zijn. Je kunt dus ook als volwassene onder de tafels doorlopen, onmogelijk op het stoelvlak gaan zitten en uiteraard ook niet eens zien of er iets op de tafels ligt. Voor kleine kinderen moet het effect navenant sterker zijn. Alle kijkers worden Liliputters, zoals alle bezoekers van bijvoorbeeld Madurodam zich even reuzen voelen.



2. Werkt het echt zo? Voel je je even weer een klein kind? Bang? Geïmponeerd? Un-heim-lich? Of begin je juist nostalgisch te dwepen, terugdenkend aan je kinderjaren toen je, bij gebrek aan tent en/of goed weer, maar in de woonkamer geborgen onder de tafel speelde? Een ander werk, No title (table leg) in een kleinere ruimte, zou de proef op de som moeten vormen. Je gaat eronder staan, herinnert je nog wel vaag iets van de indrukwekkend grote tafelpoot die als het ware los leek te komen van het meubel, een stèle op zichzelf was, van de onderkant van het tafelblad dat echt het hout toonde, terwijl aan de gepolijste, geboende bovenzijde de aard van dat materiaal verdrongen leek – er lag trouwens meestal een tafelkleed op – maar emoties maakt het nauwelijks los.



3. Wél denk ik aan de overeenkomst en het verschil met de grote stalen T-balken die Richard Serra soms in musea plaatst: monumentaal de ene wand met de andere verbindend, log, lichtjes bedreigend maar van een elementaire schoonheid. Zelfs dat laatste zou ik niet van Therriens sculptuur zeggen: schaalvergroting, zeker, en onpraktisch ook. Maar het is niet omdat schoonheid nutteloos is, dat ook het omgekeerde geldt.



4. In het zaaltje daarvoor bevindt zich nog een derde uitvergroot gebruiksvoorwerp, No title (oil can). Glimmend, van roestvrij staal, rijst wat je in de dagelijkse werkelijkheid in de hand kan houden, plots wel 70-80 cm boven je uit. Het heeft iets prototypisch, of preciezer gezegd: het lijkt een ideaaltype van een oliespuitje. Onwillekeurig moet ik aan Plato's oerbeelden denken, die men zich ook altijd (waarom eigenlijk) als groter voorstelt dan de werkelijkheid. Omdat die laatste in diens ogen slechts een afschaduwing is? Maar bij dit werk leg je onmiddellijk een verband met iets wat je bij het binnenkomen hebt gezien: een in dikke rode lakverf op een witte wand geschilderd metershoog slank silhouet van wat je had gedacht een Amerikaans landelijk kerk(torent)je te zijn. No title (Red Chapel) heet het, aandoenlijk in zijn eenvoud. En daarbij dacht je weer aan die afbeelding, zwart op wit, op verkeersborden die de grens van de dorpskom aangeven. (Vroeger had je je wel 's, naïef, afgevraagd of die silhouettekeningen van dorp tot dorp verschilden, dus op maat van het reële genaderde dorp gemaakt waren. Nee natuurlijk, wat dacht je?)



5. Nu valt op dat de contouren van het rode kerktoren net die van de vergrote oliespuit konden zijn. Een ideaaltype dat een ander insluit. Een beeldhomoniem? Zelfde vorm, verschillende betekenis? Semiotisch opmerkelijk: wanneer ik daarna weer voorbij de rode wandschildering kom, zie ik er de abstractie van een bovendimensionele oliespuit in, en denk dan pas: nee, een kapel. Hoe beelden kantelen. Abstractie (ab[s]-trahere), 'Abziehbild', aftrekplaatje. Al zijn die laatste meestal (veel) concreter.



6. Hoe beelden kantelen. In het zaaltje voorbij de overgrote tafelhoek staan drie stapels uitvergroot hotelporselein, in verschillende kleuren. De stapels reiken weer een meter of wat boven je uit. De borden en/of kommen zijn veeleer schots en scheef gestapeld. Soms raken hun randen elkaar bijna, op andere plaatsen zit er wel 15 cm tussen. De grilligheid bevalt me meer dan de afgelikte perfectie van de stoelen en de oliespuit. En dan gebeurt het. Terwijl je om de stapel heen wandelt, begint die in jouw richting mee te draaien. Even traag of snel als jij loopt, en natuurlijk heb je de neiging je pas te versnellen. Plots halt te houden, van richting te veranderen. Een mengsel van fascinatie, lichte angst – die stapel gaat toch niet omvallen? – en binnenpret. Opheffing van de kloof tussen waarnemend subject en waargenomen object. Wie of wat beweegt? Ben jij de beweger? Je blijft staan en de stapel staat stil. Hoe dichter bij de stapel je loopt, hoe duizelingwekkender het effect. Therrien, toch in staat tot emotioneren. Gemoedsbeweging.



7. In de wolhokken werk op papier. Mooi: No title (smoke signal): drie wolkjes, materiaal: bleek (weer een homoniem) en potlood op wat vergeeld papier. Spontaan wel een kinderherinnering: hoe de Indianen rooksignalen konden lezen en hoe graag je als kind naar de wolken keek, naar de kleine het liefst. 'Teken is alles wat tot teken verklaard wordt', las je ooit bij Max Bense. Dit zijn nauwelijks tekens, je hebt niet de behoefte er wat in te zien, laat staan er een betekenis aan toe te kennen. Een aangenaam gevoel, boeddhistische leegte?



In de buurt No title (jumping girls' feet), inkt en gouache op papier. Pop art-kleurtjes, massacultuur, al kan ik – behalve een vage associatie met tekenfilms – de partiële meisjesfiguren niet thuisbrengen. Wel leuk, die afzonderlijke regendruppels die – weer homonymisch – aan 'plassen' doen denken.



8. Heeft Robert Therrien dan toch iets met de kindertijd? In een ander wolhok de tekening No title (foot in mouth), unheimlich en grappig tegelijkertijd. Het lijken wel twee puzzelstukken die hun verbinding nog moeten vinden. De eerste verkenning van de wereld door de baby, denk je, begint bij hemzelf: (eigen) duim in de mond stoppen, later een teen als het lukt. Contact. Reminiscentie: 'we kunnen in de wereld niet binnendringen, we hebben niets met haar te maken, we scheppen beelden van haar die met ons overeenkomen, we leggen methoden vast om ons in haar te gedragen en noemen het de wereld of als het botst ik in de wereld' (K. Bayer, het zesde zintuig) en de stelling van de cognitiewetenschapper Humberto Maturana, van wie je ooit een studie las, haast even omwentelend als Galileï en Copernicus: we zitten als kennende wezens in onszelf opgesloten, creëren zelf de wereld die we buiten ons menen te zien. Autopoïesis. Een enigszins sombere, autistische zo al niet solipsistische gedachte. Vandaar de grijze ondergrond?



9. Verkleining noemt de museumfolder – naast vergroting, stapeling en abstrahering – een van de principes die Therrien hanteert. Het recentste werk, de installatie Transparent Room valt niet in die categorieën. Is ze daarom een van de werken waar je het langst bij blijft stilstaan? Het stalen geraamte van een kas, een glazen behuizing gevuld met voorwerpen van glas en plastic, in elk geval doorzichtig of doorschijnend materiaal. Bokalen, knikkers, regenjasjes, stolpen, karaffen, nopjesplastic, slangen, ijsblokjeshouders en ga zo maar door. Een verzameling, zo disparaat als het maar zijn kan, en toch verwant, als familie. Uit hetzelfde of toch behoorlijk vergelijkbaar materiaal gemaakt. Glas. Of plastic, het glas van de 20e eeuw. Familie Transparant. 'en zo werd met de taal, die hetzelfde gestold heeft (hier was bijna een stuk leidingdraad gesprongen), alles gelijk gemaakt en nu is alles hetzelfde en niemand merkt het.' (K. Bayer, de steen der wijzen) In je hoofd lijken de bokalen met hun etiketten 'substantief', 'adjectief', 'werkwoord', 'materie', 'zichtbaar', 'ondoorzichtig', 'transparant', 'opaak' op hun glazen of plastieken schappen te rinkelen.



10. Kunsthistorici verwijzen bij het werk van Robert Therrien naar pop-art (natuurlijk, het gebruik van alledaagse voorwerpen en iconen) en minimalisme (de vereenvoudiging tot elementaire vormen, de vrijwel industriële vervaardiging). Misschien, denk ik nu ik achteraf de foto's bekijk, vergeten ze de conceptual art. Een kunststroming waar je niet 'high' van wordt, (te) onderkoeld, te veel afgeleide filosofie. Het boeiendste gedeelte van Therriens werk heeft er een streepje op voor. Meer dan de conceptkunstenaars materialiseert hij de denk- en waarnemingscategorieën die in dat brein van ons aan het werk zijn. Het Ding an sich, wist Kant, is onkenbaar.

Museum De Pont, Tilburg, t/m 15 mei 2011.