dinsdag 29 september 2009

Viola, kunst en kitsch

Een bestaan als tentoonstellingsbezoeker kent, als het 'gewone' leven, hoogten en laagten. In de jaren '90 zag ik voor het eerst werk van Bill Viola (*1951), een van de grondleggers van de videokunst, in het tijdelijke Philipsgebouw van het Van Abbemuseum. Stations moet het geweest zijn: vijf grote verticale schermen weerkaatst in gepolijste zwart granieten platen met figuren die in het water doken en uit het water oprezen. In de totaal duistere ruimte was het een overweldigende ervaring. Een intense confrontatie met water, lichamelijkheid, leven in en ontsnappen aan een element. Het had iets mythisch, iets van een volledige onderdompeling.



Beschouwelijker, zelfs afstandelijker oogt The Greeting (1995), dat al vele jaren deel uitmaakt van de vaste collectie in De Pont. Ik heb het intussen vele keren gezien zonder het ooit moe te worden en schreef er al eerder over: The Greeting is een video-installatie met geluid, maar wordt geprojecteerd alsof het een schilderij is, op een scherm met een ijzeren rand van 5 cm. Een vrouw in het geel en een wat jongere vrouw in het blauw staan op de hoek van een steeg met elkaar te praten. Wat ze zeggen, hoor je niet – er is alleen het versterkte, geleidelijk aanzwellende geluid van de wind, die hun losse en lange post-sixtieskleren doet bewegen. Het opmerkelijkste is echter dat hun bewegingen vertraagd worden weergegeven. Een gebeuren dat oorspronkelijk 45 seconden duurde is uitgerekt tot 10 minuten. Gewone slow motion zou een irritant arm bewegend beeld opleveren, maar dit is gefilmd met een hogesnelheidscamera (300 opnames per seconde).

Door de fijne vertraagde weergave ga je letten op de kleinste bewegingen van hun lichaam: gebaren, aanrakingen, gezichtsexpressie. Gaan ontmoetingen gewoonlijk niet veel te snel? Doordat je niet hoort wat ze zeggen, ben je niet alleen geneigd hun woorden te raden, maar vooral de subtekst van hun emoties en de onuitgesproken gedachten. Plots kijkt de oudere vrouw de andere kant op. Van links zie je eerst uitgestoken handen en dan komt langzaam een in het rood geklede jonge vrouw eraan die duidelijk zwanger is. De ontmoeting van de vrouw in het geel en de vrouw in het rood is hartelijk, ze fluisteren elkaar iets in het oor. De vrouw in het blauw lijkt geïrriteerd. Is ze jaloers? Een flauwe glimlach verschijnt op haar gezicht, die stilaan sterker wordt. Oprecht? Viola, de meest ‘schilderachtige’ van alle videokunstenaars, heeft zich laten inspireren door een Visitatie, een altaarstuk van de 16e-eeuwse maniërist Jacopo da Pontormo. Maar hij doet meer dan het stilstaande beeld van een schilderij tot leven brengen. Hij toont ons een glimp van een langzaam leven.

Nu brengt De Pont een overzicht van Bill Viola's videowerk – Intimate Work – hoofdzakelijk in de kleine wolhokken die voor de gelegenheid van de grote centrale ruimte zijn afgescheiden door een half duistere, wel zeventig meter lange gang (t/m 10 januari 2010). Het zijn ideale omstandigheden om de meestal 5 à 10 minuten durende werken (sommige zijn loops) te bekijken. Je krijgt een staalkaart van zijn kunnen, zoals men zegt. Twee of drie van de werken waren voor mij een openbaring, het gros een ontgoocheling. Het is merkwaardig dat eenzelfde kunstenaar je zo kan raken en met ander werk zo diep kan teleurstellen.



Het eerste werk The Reflecting Pool (1977-1979) moet een van zijn allereerste verwezenlijkingen zijn. Dat merk je aan het onbedoeld onscherpe beeld, het tegendeel van de huidige High Definition. Een bassin in een bos. Op de achtergrond zwaar motorengeluid, van een nabije snelweg of luchthaven. Een man met een eenvoudig hemd en dito broek komt aan de rand van het water staan. Hij zet een paar keer een voorzichtige stap dichterbij. Op het moment dat hij met een kreet opveert om in het water te springen, bevriest de handeling. Hij vormt in foetushouding een zonovergoten plek tegen het groene gebladerte, de boomstammen en hun weerspiegeling in het water. De tijd staat stil. Of nee, slechts gedeeltelijk, want het water rimpelt verder.

Terwijl het beeld van de man langzaam nabeeld wordt, een bundel steeds abstractere lichtpixels die beetje bij beetje in het gebladerte verdwijnt, loopt de tijd in het waterbassin gewoon door. Met ellipsen weliswaar: nu eens is het wateroppervlak duister, dan weer helder. Soms verschijnen er plots kringen in het water, alsof daar de man net is terechtgekomen. Wat later zie je de weerkaatsing van een man en een vrouw die om de vijver heen lopen. Alsof het water het oog is met een volmaakt geheugen, dat alles registreert en opslaat – de werkelijkheid slechts een vluchtige, irreële verschijning die meteen verdwijnt. Na een paar minuten duikt de man van in het begin, nu naakt, uit het water op en wandelt hij, met een kleine tijdsprong, weer het bos in. Die laatste narratieve vervollediging had er voor mij niet eens bij gehoeven. Het fascinerende is het samengaan van aan- en afwezigheid, het efemere en het vasthouden van de tijd.



Enkele wolhokken verder bevindt zich het werk Heaven and Earth (1992), op het eerste gezicht meer installatie- dan videokunst. Een pilaarachtige houten structuur bevat in het midden twee naar elkaar gerichte monitoren (een hangend en een omhoog gericht). Je ziet eerst vooral hun materiële verschijning, de twee kathodes tussen metalen haken. Dan wordt je oog aangetrokken door de zwart-witbeelden. De onderste monitor toont een close-up van een enkele dagen oude baby. De bovenste monitor – daarvoor moet je je bukken – laat een close-up zien van een vrouw op haar sterfbed. De afstand van slechts een tiental centimeter tussen de bovenste en de onderste monitor maakt dat beide schermen in elkaar reflecteren. Leven en dood complementair: een waarheid als een koe. Maar dat beide hier zo concreet in hun gelijkenis en verwantschap zichtbaar worden, maakt er een indringende vorm van beeld-spraak van, die verder reikt dan de vergelijking (al zijn er verbluffende raakpunten in de gezichtsuitdrukking, de open mond, het schier eindeloze wachten van pasgeborene en stervende), de paradox, het oxymoron. Weten dat Viola hier zijn eigen zoon van een paar dagen en zijn eigen moeder vóór haar dood heeft gefilmd, maakt dit dubbelbeeld nog aangrijpender, zonder dat het over de schreef gaat. Ik geloof dat net de zichtbare technische constructie voorkomt dat de identificatie te overrompelend of sentimenteel wordt. Een weldoende nuchterheid, ondanks de zwaarwichtige titel.



Het bewustzijn van hoe het beeld tot stand komt, vormt een tegenwicht tegen de geladen inhoud. Op een erg materiële wijze is dat ook het geval bij Memoria (2000), een op een zijden doek geprojecteerd zwart-witvideobeeld met opvallend grove korrel. In het begin zie je haast alleen sneeuw, als op een oud tv-scherm waar de zender is uitgevallen. Vervolgens verschijnt bijna onwezenlijk zilverig het gezicht van een man dat een niet zo eenduidig te herkennen uitdrukking vertoont, die ook bijna onmerkbaar wisselt. Cultureel bepaald als elk kijken naar beelden nu eenmaal is, denk je automatisch aan de zweetdoek van Veronica, het prototype van een indexicale afbeelding: de afdruk van het bebloede gezicht van de lijdende Christus. Dat extreme lijden is hier niet merkbaar, net zo min als er een context van het mannengezicht wordt getoond. Toch is Memoria, een beeld tussen heel oud en heel nieuw, even magisch en fascinerend.



En voor het overige? Theatrale werken, die me doen beseffen waarom ik zo weinig van opera houd. Een nadrukkelijk tonen van individuele of collectieve emoties, al te symbolische gebaren, een zwaar leunen op de oerelementen water en vuur (The Lovers, 2005, Acceptance, 2008). Een inspiratieloze demonstratie van de tegenstelling tussen lang ingehouden adem en plots uitbarstende oerkreet (Nine Attempts to Achieve Immortality, 1996). Dan zijn me zelfs de rauwe performances van Bruce Nauman liever. Tableaux vivants als van tot leven gewekte classicistische schilderijen (Study for Emergence, 2002) of predella's, vroege middeleeuwse altaarstukken (Catherine's Room, 2001) – te maniëristisch en gewild artistiek om te overtuigen. Werk dat lijnrecht ambieert grote kunst te zijn en verstart tot edelkitsch. Maar ga vooral zelf kijken want Viola's beste werk compenseert ruimschoots het slechte.

zondag 20 september 2009

Onbereikbaar


Stardust, park De Oude Warande, Tilburg, t/m 27 september

zondag 13 september 2009

Vier verbodstekens

Niet alles mag. En omdat er niet altijd een waarschuwende of streng verbiedende bewoner of verkeersagent in de buurt kan zijn, plaatst men bordjes die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Zo zijn ze althans bedoeld. In de praktijk wil het wel 's tegenvallen, bij dit soort borden bijvoorbeeld:



Waar dit verkeersbord staat, heerst omstreeks de eerste en de vijftiende van de maand gegarandeerd chaos. Men kijkt naar waar de anderen staan, of liever: naar waar de meerderheid staat, al kan dat in de loop van de dag snel veranderen. En heeft de meerderheid het wel bij het rechte eind?

Parkeren verboden, ja, dat begrijpen we. Maar dan? Het parkeerverbod geldt maar voor een halve maand, zoveel is duidelijk. Vervolgens begint het denken. 'Vandaag is het de 13e, dus mag ik wel parkeren aan de linkerkant van de straat. Blauw wijst toch op wat mag, en links is toch niet rechts? Nee, je moet tussen die 1 en die 15 een streepje erbij denken. Van de eerste tot de vijftiende mag je aan deze kant niet parkeren. Rood wijst toch op verbod! O, dus niet vanaf de 1e links, en vanaf de 15e rechts, maar: van de 1e tot en met de 15e niet aan deze kant? Zo is het! Hé, nu neemt die ander mijn parkeerplaats in!'

Als je het weet, is het eenvoudig. Soms speelt te veel nadenken parten. Of bevat de mededeling op het bord onverwachte eigenschappen, die het moeilijk maken bij de les (in casu het verbod) te blijven. In de heringerichte binnenhaven van Duisburg staat langs het water dit bord:



Een geluk dat ik geen met een motor aangedreven modelboot heb, want de betekenis van deze boodschap dringt nauwelijks tot me door. Wat in het oog springt, is de poëticiteit van deze mededeling. Mooi gecentreerde tekst; het paaltje versterkt de denkbeeldige middenas. Vier haast ongemerkt maar wel regelmatig in lengte toenemende regels: vijf lettergrepen, zes lettergrepen, zeven lettergrepen en, ja hoor, acht lettergrepen. En dan die klanken! Korte a, lange aa, doffe e / korte a, doffe e, lange oo en weer enkele doffe e's met daartussen een schrille ie / (en vervolgens de apotheose:) lange oo, scherpe e, lange oo, doffe e, korte i, doffe e, lange oo, doffe e. Met een allitererend binnenrijm -booten // -boten waarvan de klank identiek is en alleen de schrijfwijze licht verschilt. Voor de kenners: bijna een homofoon.

De vorm treedt zo op de voorgrond dat de betekenis naar de achtergrond verdwijnt. 'Foregrounding' noemde Roman Jakobson dat, maar hij dacht daarbij aan poëzie en niet aan mededelingen van de Oberbürgermeister van de Stadt Duisburg.

Het kan ook anders. Hondenpoep op je stoep is vervelend en als je naast je huis een met grijs grint bedekt privé-parkeerterreintje hebt, lijkt dat honden (en hun baasjes) regelrecht uit te nodigen. Niemand ziet het, dus waarom niet? De eigenaar moet iemand zijn die met een ijzerzaag weet om te gaan. Op de schutting van zijn parkeerterreintje plaatste hij dit:


Wat er zou kunnen gebeuren, staat realistisch herkenbaar afgebeeld. Niet eens als tekening op een bordje, maar levensgroot, nog net niet driedimensionaal. Een witte doorsneehond met zwart halsbandje (begrijpt u: geen zwervende straathond maar een hond met een eigenaar) staat met opgeheven staart op het punt ... (u weet wel). Zijn geconcentreerde, in het ijle starende blik en gekromde rug – je ziet het beestje haast trillen – wijzen erop dat het nog slechts een kwestie van seconden is.

Dat is buiten de talige orde gerekend. In vette kapitalen staat op zijn flank 'NO!' te lezen. Zwart op wit. Aan duidelijkheid niets te wensen overlatend. (Over het beeldrijm tussen het wat scheve uitroepteken en de opgeheven staart zal ik nu niet beginnen.) Je moet al een hardnekkig normloze hondenbezitter zijn om je viervoeter nu niet meteen terug te trekken. 'Dat ie het 's waagt. Ze zouden nog denken dat ik geen Engels versta!'

Maar er bestaan nog efficiëntere verbodstekens. Afschrikkender dan dit kan het, geloof ik, niet:



Als je dit leest, is het al te laat. Je bent betrapt, nog voor je iets verkeerds hebt gedaan. Want natuurlijk was je een parkeerplek aan het zoeken. En uiteraard heb je zitten denken: 'daar, die inham bij die mooie donkere schutting, dat is het!' Niets van. Schaam je voor je gedachten. Probeer het maar gauw goed te maken door je auto elders, ver weg van hier te parkeren.

Maar in het liedje heet het toch 'Die Gedanken sind frei / Niemand kann sie erraten'? Dat dacht je maar, naïeveling. Je bent ontmaskerd.

zondag 6 september 2009

Consequent

Ik heb er nare herinneringen aan. Het was de plek van vernedering. Gebrek aan durf, houterigheid, tegenzin botsten met de veeleisende sergeantentucht waar gymleraar B. prat op ging. ‘Vandaag de bok. De Smedt zal het eens voordoen.’ Lachers op de hand. Succes verzekerd. Handstand. Pompen. Evenwichtsbalk. Idem. Alleen touwklimmen lukte. Als een aap. Dat mocht ik niet voordoen.

De opluchting als de directeur ’s ochtends in de klas kwam zeggen dat de turnles uitviel. Niet laten merken, geen spelbreker zijn in de algemene ontgoocheling.

Later hoorde ik dat hij politiek actief was geworden en zelfs op een verkiezingslijst stond. Twee keer raden welke.

N.a.v. Helmut Stallaerts, Prophecy, 2007, olieverf op doek (rechterdeel van een triptiek) in de tentoonstelling Werk nu, Z33, Hasselt. Tot 27 september.