vrijdag 30 juli 2010

Gehoord (3)



— Wètte wa ze nog gaon uitvinden? Uiternet! Want internet, dat is er al, hè.
— Ha! En waarvoor gaat dat dienen?
— Da weettekiknie, zenne. Da zulle ze ùk nog moeten uitvinden. (J.J., 2010)

zaterdag 24 juli 2010

Eiland






Stiftung Insel Hombroich.'Kunst parallel zur Natur', D-41472 Neuss-Holzheim

zondag 18 juli 2010

Waer bestu?




















1. Hoewel hij voor honderden mensen een tekst voor een doodsprentje heeft geschreven, deed Guido Gezelle dat nooit voor zijn moeder. Wel mijmerde hij in een gedicht over wat er (niet) van haar overbleef.

't En is u van u
hiernederwaard,
geschilderd of
   geschreven,
mij, moederken,
geen beeltenis,
geen beeld van u
   gebleven.

Geen tekening,
geen lichtdrukmaal,
geen beitelwerk
   van steene,
't en zij dat beeld
in mij, dat gij
gelaten hebt
   alleene.
('Moederken', eerste twee van drie strofen)

2.  Laurent Busine, de curator van A toutes les morts, égales et cachées dans la nuit, brengt in de tentoonstellingskrant de bezoeker meteen op de hoogte dat dit geen tentoonstelling is over de voorstelling van de dood of de doden. De kunstgeschiedenis bevat er anders genoeg: sarcofagen, mummies, middeleeuwse pleurants, voorstellingen van magere Hein met de zeis, opgebaarde of opengesneden lijken ('anatomische les'), historische moordscènes, lijkenbergen in de nazi-uitroeiingskampen en ga zo maar door. Zijn uitgangspunt was een vraag naar iets anders, precies dat waar Gezelle in 'Moederken' naar verwijst. 'Welk beeld zullen wij achterlaten van de korte tijd die wij op aarde doorbrengen, van de enkele stappen die wij hier zetten zonder dat er ook maar het minste spoor van overblijft, alsof we de aarde nauwelijks beroerd hadden? Dat weten we niet. En toch verlangen we dat van ons een beeld blijft voortbestaan — of zelfs meerdere beelden.'

3.  De mijnwerkers van de industriële site Le Grand-Hornu kunnen symbool staan voor de talloos veel miljoenen voorbijgangers op aarde die nauwelijks een spoor achterlaten. In de reusachtige voormalige hooischuur heeft Christian Boltanski een lange wand volgestapeld met verroeste blikken koekjesdozen. De meeste dragen slechts een etiket met een naam, sommige een foto, een jaartal, een administratieve aantekening. Ze reiken meters de hoogte in. Wel tweehonderdvijftig stapels van dertien op elkaar geplaatste hoge dozen. Een overweldigend aantal, en toch besef je dat dit maar een fractie is van al wie ooit in de kolenmijn hebben gewerkt, en die weer maar een partikel van al hun tijdgenoten op aarde. Les Registres du Grand-Hornu slaan je echter niet plat door de macht van het getal, ze verleiden niet tot cynische onverschilligheid. Niet één bezoeker die, na overweldigd te zijn door de imposante muur, niet dichterbij gaat, namen leest, fotootjes bekijkt en even het gevoel heeft vergeten mensen — hoe onbekend ze voor haar of hem ook zijn — tot leven te brengen of althans: zich hun leven een moment voor te stellen.

4.  Sporen dus, na-beelden. Arte Povera-kunstenaar Giuseppe Penone heeft zich uitgestrekt in een hoop buskusbladeren en diep uitgeademd. De broze holle sculptuur bewaart de herinnering aan een vluchtige handeling. Als je je voorstelt hoe dit kunstwerk nadien wordt bewaard: de bladeren in zakken verzameld, tot het nog eens wordt tentoongesteld en de kunstenaar weer uit Italië komt overgevlogen — tot hij er niet meer is ... en dan?

5.  Er komen nogal wat spiegels voor in deze tentoonstelling. Douglas Gordon toont op een dia een zelfportret waarop hij zijn spiegelbeeld kust. Zijn lippen zijn ingesmeerd met een waarheidsserum. Een wanhopige poging om een waarheidsgetrouw beeld van zichzelf te achterhalen? Van José María Sicilia staan er twee hooggepolijste koperen platen tegen de muur, die voor de toeschouwer fungeren als een vaag spiegelbeeld. In de platen verschijnt, als je goed kijkt, een tekst: 'Quand vas-tu m'oublier' (jijzelf, narcist? of jij meekijkende nabestaande?) en 'Comment te croire'. Zestien zwart-witfoto's van Giuseppe Penone tonen evenveel varianten van zelfportretten van de kunstenaar. Zijn ogen zijn hier niet de spiegel van de ziel (als dat al kan), maar spiegelende ondoorzichtige contactlenzen bedekken iris en pupil. Ze weerkaatsen een stuk stad. Is identiteit meer dan de omgevingsfactoren die op een mens inwerken?

6.  Niet alles wat op de tentoonstelling te zien valt, is kunst. Tegenover de efemere bladerindruk van Penone ligt op een sokkel een niet zo grote maar loodzware meteoriet. Sterrenstof. 'Zonder datum' vermeldt het kaartje dat erbij ligt. Elders worden relieken van heiligen uitgestald, een stukje been, een miniem strookje textiel dat een heilige ooit heeft 'aangeraakt'. Nergens wordt de willekeur van een aandenken zo duidelijk. Nergens ook de kracht van de projectie, het willen herdenken. (Mijn enige kritiek op deze tentoonstelling is dat Busine de balans tussen kunst en niet-kunst dit keer te veel naar het tweede heeft doen overhellen, ook al omdat niet alle 'kunst' het niveau van anders haalt. De twee schilderijen van Giorgio de Chirico bijvoorbeeld zijn hemeltergend lelijk.)

7.  Wanneer je de black box verlaat waarin David Claerbouts videowerk Long Goodbye wordt getoond (een superpositie van een vertraagd en een versneld beeld die de kijker confronteert met het fascinerend vluchtige van een alledaagse handeling), kom je in verblindend daglicht. Het laatste luik van de tentoonstelling is honderd meter verder. Een readymade ruimte die zich altijd op de site bevindt: de crypte van de eigenaars van de mijn, de grootindustriëlen van Le Grand Hornu. De dood is de grote gelijkmaker, al proberen de voornaam gebeitelde namen en grafversierselen de maatschappelijke hiërarchie te bestendigen. Enkele nooit gebruikte nissen, kale baksteenholten, weerleggen die pretentie: gaten in de leegte. Open plekken om gevuld te worden, als de afwezigheid van dierbare doden.

Tentoonstelling A toutes les morts, égales et cachées dans la nuit, van 20 juni tot 10 oktober 2010, Musée des Arts Contemporains (MAC's), Rue Sainte-Louise 82, B-7301 Hornu.

vrijdag 16 juli 2010