woensdag 10 december 2025

Unief / 1e en 2e kan (3): letterkunde (Anamnese, 13)

        
Het bizarste vak heet heuristiek en wordt gedoceerd door Clem Neutjens. Die heeft bij De Nederlandsche Boekhandel een boekje ‘Techniek van de filologische arbeid’ gepubliceerd waarmee je leert keurige bibliografische referenties op te stellen. Daarnaast krijgen ze een dikke cursus gevuld met titels van bronnen primaire en secundaire literatuur. Lang vóór internet, zoekmachines en de DBNL is het een Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap op papier. Ze weten niet goed wat ze ermee aan moeten, de hoogleraar sust hun onrust. Van het examen is hem niets bijgebleven.

Ze krijgen van dezelfde prof een inleiding in de algemene literatuurwetenschap. In de 2e kandidatuur neemt een jonge assistent, Mark Adriaens, het college over en introduceert de structuralistische literatuurwetenschap: het actantieel model van Greimas, het begrip isotopie en zo meer. Hij vindt het boeiend en past de methode toe in een paper over Franz Kafka’s ‘Beschreibung eines Kampfes’.

Professor dr. René Lissens (karikatuur Willy Huyghe), wiens glimmende kale hoofd lijkt te barsten van encyclopedische kennis, neemt de geschiedenis van de wereldliteratuur en van de Nederlandse letterkunde voor zijn rekening. De stevige leeslijst zet hem ertoe aan ‘Don Quichote’, ‘Le père Goriot’, ‘Madame Bovary’, ‘Eline Vere’ en nog een hele reeks klassieken te lezen. Hij maakt uitgebreide lectuurfiches en staat verbaasd hoeveel bladzijden je kunt verwerken als je het volhoudt, ook al omdat het verplichte lectuur is.
___

INTERMEZZO Het was in het begin van de jaren zeventig gebruikelijk dat studenten (m) in Ufsia in jas en met stropdas examen aflegden. De dag van het examen bij Lissens was het snikheet. Toch geen reden, vonden we, om bij zo'n gezagvol hoogleraar als hij daarvan af te wijken. Grote verrassing bij het binnenkomen: de prof zat aan zijn tafel in hemdsmouwen, blozend als het Cinzano-mannetje waar hij wel een beetje op leek... Meer herinner ik me van het examen niet, behalve dat de hoogleraar zoals steeds hoffelijk en minzaam in de omgang was.

Onvergetelijk daarentegen (en precies genoteerd) zijn colleges over Guido Gezelle, meesterlijk van inzicht, brede visie en psychologisch doorzicht. En een opmerking die hij bij het begin over zijn 'Vlaamse letterkunde van 1780 tot heden' maakte: dat het misschien wat literair en essayistisch geschreven leek, 'uit de mouw geschud' als het ware, maar dat niets er zomaar stond, dat elk woord goed overdacht was en iets mee te delen had. Een les voor al wat je in je leven zou schrijven.

Enkele jaren later kwamen we in de trein Antwerpen–Brussel eens tegenover elkaar te zitten. Hij had veel studenten, dus ik geloof niet dat hij me herkende en m'n ontzag was te groot om het woord tot hem te richten. Het bleef wederzijds bij een vage hoofdknik. Toen ik het boek bovenhaalde dat ik pas bij De Slegte had gekocht, zag ik hem nieuwsgierig naar het omslag kijken: Willy Roggeman, 'Het zomers nihil'. Een lichte beweging van zijn toegeknepen lippen werd gevolgd door een kort snuivend uitademen. Hij dacht er, zonder in zijn kaarten te laten kijken, duidelijk het zijne van.

___

De bevlogen docent Lieven Rens maakt hen wegwijs in de oude Nederlandse letterkunde en laat hen – een vrij taaie opdracht – het lange didactische gedicht 'Hofwijck' van de 17e-eeuwer Constantijn Huygens doorgronden. Zijn heldere en beknopte 'Acht eeuwen Nederlandse letteren', dient als leidraad voor de geschiedenis van de oudere literatuur.

Veruit de kleurrijkste figuur in de vakgroep Duits is Joris Taels (karikatuur Ivo Jacobs), eigenlijk een scandinavist die een bevreemdend Duits spreekt, doorspekt met Nederlands idioom. Gelukkig kan hij terugvallen op een degelijk leerboek 'Geschichte der deutschen Literatur' (Grabert/Mulot), dat ze grotendeels mogen memoriseren. Met Antwerpse zwier leest hij met hen de lyriek van Goethe – 'Wie herrlich leuchtet mir die Natur!' – en Heinrich Bölls nogal schematische roman 'Billiard um halbzehn'.

Zijn honger naar de Duitstalige letteren is nog niet bevredigd. Hij besluit aan de UIA Duits als maior en Algemene Literatuurwetenschap als minor te volgen. Zijn kennis van de Nederlandse taal- en letterkunde, denkt hij, kan hij later nog altijd op eigen houtje uitdiepen. 

dinsdag 9 december 2025

Unief / 1e en 2e kan (2): taalkunde (Anamnese, 12)

 

Je mag dan, zoals velen, omwille van de letteren je studie hebben gekozen, in ‘Germaanse’ krijg je er een flinke portie taalkunde bij. De inleiding in de taalwetenschap van de Nederlander G. Jo Steenbergen vindt hij meevallen, maar die in de TGG, de nog bijna gloednieuwe transformationeel-generatieve grammatica, gedoceerd door de jonge linguïst Frans Daems (karikatuur Willy Huyghe), van wie ze ook Nederlandse fonetiek en fonologie hebben gekregen, blijkt een harde dobber.

Een 'buisvak' heet het te zijn, vergelijkbaar met statistiek in andere studierichtingen. Chomsky wordt geregeld vervloekt. Na het schriftelijk examen vol met boomstructuren en formele regels weten de meesten bij God niet of ze geslaagd zullen zijn of niet. Voor hem loopt het nog redelijk af, tot verbazing van de alfa die hij is en blijft.

Duitse taalkunde, op wat schoolse, heel gestructureerde en heldere wijze gedoceerd door Pierre Hessmann, is behapbaar, op voorwaarde dat je geregeld je huiswerk maakt: met het uitgebreide leerboek van Kieft erbij veelal zinnen en korte teksten vertalen in het Duits, op je hoede voor valse vrienden en grammaticale instinkers. Af en toe een opstel schrijven over een maatschappelijke of culturele kwestie, een enkele keer ook over een gedicht – het hem van toen af dierbare ‘Hyperions Schicksalslied’ van Friedrich Hölderlin – of een ‘Bildbeschreibung und -interpretation’: ‘Ritter, Tod und Teufel’ van Albrecht Dürer.

Spannend vindt hij het technisch vernuftige maar soms haperende talenpracticum voor Duitse uitspraak. Het is worstelen om de typische articulatiebasis onder de knie te krijgen met zinnetjes als ‘Eine systematische Behandlung dieser verwickelten Probleme verdient zweifelsohne den Vorzug.’ Iedere student heeft een eigen headset. De assistent kan op om het even welk moment meeluisteren en je corrigeren. Oom jezuïet heeft gelijk: hier word je gevolgd. De studenten grappen: ‘Feind hört mit’.

maandag 8 december 2025

Unief / 1e en 2e kan (1): wijsbegeerte (Anamnese, 11)



Zo begint hij in de UFSIA aan wat toen de studie Germaanse Filologie heet, in de Faculteit Wijsbegeerte en Letteren. De wijsbegeerte is wennen: zo veel invalshoeken naast elkaar, zo veel abstracte begrippen. Hij raakt op een examen zelfs eens de kluts kwijt bij een vraag over Kant en de schoonheid. Even kan hij geen voorbeeld geven tot de docent, de jonge jezuïet Koen Boey, naar de binnentuin wijst: o ja, bloemen.

De andere filosoof, de vermaarde Hegeliaan Libert Vander Kerken (foto), zet het vak 'Logica en taalfilosofie' naar zijn hand. De logica wordt stiefmoederlijk bedeeld (lees: valt haast weg) en de taalfilosofie wordt vooral een filosofie van de literatuur: 'taal op haar best'.

De verfijnde hoogleraar heeft het over stijl. Anders dan wordt beweerd, is een goede stijl er geen met veel adjectieven, maar juist met weinig. 'Adjectieven', vat hij samen – voor een publiek dat voor meer dan 65 procent uit vrouwelijke studenten bestaat – 'zijn de meisjes van de taal: te mijden.'

Later, in de licentie, leert hij over Nietzsches perspectivisme en denkt meteen aan de oudere jezuïet en diens misogyne socialisatie. Een krasser voorbeeld levert de man wanneer tijdens een mondeling examen een studente in zwijm valt. Hij zwaait de deur open en beveelt: 'Draag die vod eens buiten.’

In de colleges 'Culturele antropologie' door de flamboyante Jacques Claes, een psycholoog met Amerika-ervaring, maken de beginselen van de gestaltpsychologie indruk en het Milgramexperiment, doordenkers over waar de mens toe in staat is. Uit het vak 'Ethiek en moraalfilosofie' van een jongere jezuïet (W. Thys) onthoudt hij vooral één zin van Jean-Paul Sartre: 'L'important n'est pas ce qu'on a fait de nous, mais ce que nous faisons nous-même de ce qu'on a fait de nous.' Een levensprogramma.


zaterdag 6 december 2025

Unief / propedeuse (Anamnese, 10)

Zou hij geschiedenis gaan studeren (al als 10-jarige had hij thuis op zolder een heemkundig museum ingericht), kunstgeschiedenis (sinds hij met zijn ouders een tentoonstelling van Gustave van de Woestijne heeft bezocht, is hij weg van schilderkunst) of Germaanse (van in de lagere school haalt hij hoge cijfers voor opstel en alle lessen literatuur boeien hem)? 'Geschiedenis? Geen toekomst in!', zegt zijn leraar geschiedenis, conservator van het kasteel van Gaasbeek. 'Kunstgeschiedenis? Al evenmin. Trouwens, daar kunt ge toch uw hobby van maken?!'

Germaanse? Nederlands, dat spreekt. Engels of Duits? Geen moeilijke keuze: de klas lacht zich een breuk als hij Engels spreekt, een taal waarvoor hij duidelijk een blinde vlek heeft. Duits? Veel hebben ze op school niet geleerd. Hun leraar Duits was vakbondsafgevaardigde en werd maar wat graag op de praatstoel gezet: 'Meneer, komt er staking binnenkort?' (Of 'Meneer, hoe vond u de staking?', afgewisseld met 'Wanneer wordt er nog 's gestaakt, meneer?') en weg was hij. Daarentegen hebben de paar gedichten van Rilke die ze hebben gelezen indruk gemaakt, Duits lijkt hem het Italiaans van de Germaanse talen.

Zijn vader twijfelt of hij wel genoeg Duits kent en schrijft hem in voor een vakantiecursus in Augsburg. Gepakt en gezakt stapt hij in Brussel-Zuid in de slaaptrein, voelt in de drukke gang geduw in zijn rug, vindt het juiste compartiment en stelt vast dat hij zijn portefeuille kwijt is. Een zakkenroller. Hij stapt in Luik uit en brengt de nacht wakend door in het zo goed als lege station. Hij wil niet ook zijn bagage nog kwijtspelen.

Bij gebrek aan tijdige juiste papieren wordt Augsburg vervangen door een 'Intensivkurs' in het Brusselse Goethe Institut. Hij weet niet wat hem het meest verbaast: de moderne lokalen, inclusief het toen opkomende talenpracticum, de vlotte bijdetijdse didactiek van de lesgeefsters of de landerigheid waarmee de meeste medecursisten, overwegend Franstalige bediendes en secretaresses (zonder uitzondering bezig hun make-up te updaten) hun desinteresse voor de cursus tentoonspreiden.

Waar hij gaat studeren, lijkt bij voorbaat vast te staan: Leuven heet te massaal te zijn ('daar zijt ge een nummer') en oom jezuïet maakt uiteraard reclame voor Antwerpen: 'daar wordt ge goed gevolgd', wat als een voordeel moet klinken. In september, heen en weer sporend, de propedeuse voor studenten Germaanse die bedoeld lijkt als afschrikkingsmaneuver. De secretaressecursus in Brussel blijkt toch enigszins te hebben gebaat: hij haalt tenminste de helft op de eerste proeven, de meeste gesprekken in de pauze gaan erover of men überhaupt wel aan de studie zou beginnen of misschien zelfs meteen al deze voorbereidingsweek zou afbreken.