Het bizarste vak heet heuristiek en wordt gedoceerd door Clem Neutjens. Die heeft bij De Nederlandsche Boekhandel een boekje ‘Techniek van de filologische arbeid’ gepubliceerd waarmee je leert keurige bibliografische referenties op te stellen. Daarnaast krijgen ze een dikke cursus gevuld met titels van bronnen primaire en secundaire literatuur. Lang vóór internet, zoekmachines en de DBNL is het een Bibliografie van de Nederlandse Taal- en Literatuurwetenschap op papier. Ze weten niet goed wat ze ermee aan moeten, de hoogleraar sust hun onrust. Van het examen is hem niets bijgebleven.
Ze krijgen van dezelfde prof een inleiding in de algemene literatuurwetenschap.
In de 2e kandidatuur neemt een jonge assistent, Mark Adriaens, het
college over en introduceert de structuralistische literatuurwetenschap: het
actantieel model van Greimas, het begrip isotopie en zo meer. Hij vindt het boeiend
en past de methode toe in een paper over Franz Kafka’s ‘Beschreibung eines
Kampfes’.
Professor dr. René Lissens (karikatuur Willy Huyghe), wiens glimmende kale hoofd
lijkt te barsten van encyclopedische kennis, neemt de geschiedenis van de
wereldliteratuur en van de Nederlandse letterkunde voor zijn rekening. De
stevige leeslijst zet hem ertoe aan ‘Don Quichote’, ‘Le père Goriot’, ‘Madame
Bovary’, ‘Eline Vere’ en nog een hele reeks klassieken te lezen. Hij maakt uitgebreide
lectuurfiches en staat verbaasd hoeveel bladzijden je kunt verwerken als je het
volhoudt, ook al omdat het verplichte lectuur is.
___
INTERMEZZO Het was in het begin van de jaren zeventig gebruikelijk dat
studenten (m) in Ufsia in jas en met stropdas examen aflegden. De dag van het
examen bij Lissens was het snikheet. Toch geen reden, vonden we, om bij zo'n
gezagvol hoogleraar als hij daarvan af te wijken. Grote verrassing bij het
binnenkomen: de prof zat aan zijn tafel in hemdsmouwen, blozend als het Cinzano-mannetje
waar hij wel een beetje op leek... Meer herinner ik me van het examen niet,
behalve dat de hoogleraar zoals steeds hoffelijk en minzaam in de omgang was.
Onvergetelijk daarentegen (en precies genoteerd) zijn colleges over Guido
Gezelle, meesterlijk van inzicht, brede visie en psychologisch doorzicht. En
een opmerking die hij bij het begin over zijn 'Vlaamse letterkunde van 1780 tot
heden' maakte: dat het misschien wat literair en essayistisch geschreven leek,
'uit de mouw geschud' als het ware, maar dat niets er zomaar stond, dat elk
woord goed overdacht was en iets mee te delen had. Een les voor al wat je in je
leven zou schrijven.
Enkele jaren later kwamen we in de trein Antwerpen–Brussel eens tegenover
elkaar te zitten. Hij had veel studenten, dus ik geloof niet dat hij me
herkende en m'n ontzag was te groot om het woord tot hem te richten. Het bleef
wederzijds bij een vage hoofdknik. Toen ik het boek bovenhaalde dat ik pas bij
De Slegte had gekocht, zag ik hem nieuwsgierig naar het omslag kijken: Willy
Roggeman, 'Het zomers nihil'. Een lichte beweging van zijn toegeknepen lippen
werd gevolgd door een kort snuivend uitademen. Hij dacht er, zonder in zijn kaarten
te laten kijken, duidelijk het zijne van.
___
De bevlogen docent Lieven Rens maakt hen wegwijs in de oude Nederlandse letterkunde en laat hen – een vrij taaie opdracht – het lange didactische gedicht 'Hofwijck' van de 17e-eeuwer Constantijn Huygens doorgronden. Zijn heldere en beknopte 'Acht eeuwen Nederlandse letteren', dient als leidraad voor de geschiedenis van de oudere literatuur.
Veruit de kleurrijkste figuur in de vakgroep Duits is Joris Taels (karikatuur Ivo Jacobs), eigenlijk een scandinavist die een bevreemdend Duits spreekt, doorspekt met Nederlands idioom. Gelukkig kan hij terugvallen op een degelijk leerboek 'Geschichte der deutschen Literatur' (Grabert/Mulot), dat ze grotendeels mogen memoriseren. Met Antwerpse zwier leest hij met hen de lyriek van Goethe – 'Wie herrlich leuchtet mir die Natur!' – en Heinrich Bölls nogal schematische roman 'Billiard um halbzehn'.
Zijn honger naar de Duitstalige letteren is nog niet bevredigd. Hij besluit aan de UIA Duits als maior en Algemene Literatuurwetenschap als minor te volgen. Zijn kennis van de Nederlandse taal- en letterkunde, denkt hij, kan hij later nog altijd op eigen houtje uitdiepen.


